Op een dag lag de eekhoorn in het gras aan de rand van het bos naar de lucht te kijken toen een woord hem ontschoot.
‘Ach!’ riep hij, zonder dat iemand hem hoorde, want hij was daar helemaal alleen. Welk woord is het nou ook maar weer, dacht hij. Zand, gras, schors, krabben, dik…
Hij kon zich het woord niet meer herinneren. Het was en bleef weg.
Toen even later de zwaluw langskwam vertelde de eekhoorn wat hem overkomen was.
‘O’, zei de zwaluw, ‘dat gebeurt mij zo vaak. Ik ben vanochtend nog het woord ik vergeten. En gister ontschoot mij zo maar mijn naam.’
‘Zwaluw’ zei de eekhoorn.
‘Ja dat weet ik nu ook wel weer,’ zei de zwaluw . ‘Maar gisteren wist ik echt niet meer wie ik was.’
De eekhoorn schud zijn hoofd. Hij vond dat heel vreemd.
‘Ik ook’ zei de zwaluw. ‘En nu we het er toch over hebben: nou ontschiet me toch weer een woord….he…wat vervelend toch…’
Hij fladderde onrustig heen en weer. De eekhoorn keek hem verbaasd aan.
‘Dit hier…’ zei de zwaluw en hij wees naar alle kanten.
‘De lucht?” vroeg de eekhoorn.
De zwaluw sloeg zijn vleugels om de eekhoorn heen. ‘Dank je wel, dank je wel’ jubelde hij.
De eekhoorn maakte zich met moeite uit de vleugels los.
‘Pas ben ik nog iets voorgoed vergeten, zei de zwaluw, plotseling weer ernstig.
Wat dan vroeg de eekhoorn.
Ja…als ik dat eens wist….’
‘Maar hoe weet je dat je het voorgoed vergeten bent?’ vroeg de eekhoorn.
‘Omdat ik overal heb gezocht, zei de zwaluw. ‘Ik heb niets overgeslagen.’ Hij zweeg even en zei toen: ‘Maar ik vind het nu niet erg meer.’
De eekhoorn vroeg zich af of hij ooit iets voorgoed had vergeten. Maar hij kreeg het gevoel dat die vraag iets deed kraken in zijn hoofd als ijs onder een zware voetstap, en hij dacht vlug aan iets anders.
‘Ik ga maar weer,’ zei de zwaluw.
‘Ja,’ zei de eekhoorn.
De zwaluw steeg op en vloog langzaam weg. Na een paar vleugelslagen draaide hij zich om en riep: ‘Waar vlieg ik ook maar weer heen?’
‘Naar de verte!’ riep de eekhoorn.
‘O ja dank je wel,’ riep de zwaluw, ‘dank je wel!’
De zwaluw werd snel kleiner, terwijl de verte zich oneindig ver uitstrekte en glinsterde en hier en daar ook trilde en onbereikbaar leek. Dat woord zal ik nooit vergeten, dacht de eekhoorn. De verte.